Voor de meeste mensen is Driekoningen geen bijzondere dag. Het is de laatste dag waarop nieuwjaarswensen worden uitgewisseld en de dag waarop de kerstboom wordt afgetuigd. Dat was vroeger wel anders. Driekoningen was, samen met Sinterklaas, het belangrijkste feest van het jaar, waarbij Sinterklaas vooral voor de kinderen was en Driekoningen voor de volwassenen.

Bij de Germanen keerden Wodan en zijn vrouw Holda op de twaalfde nacht terug van de Wilde Jacht. Op Dertiendagh nam Wodan zijn troon weer in en hierdoor keerde ook de zon terug en werden de dagen langer. Bij de christenen was Dertiendagh de dag na de Twaalf Heilige Nachten, waarin de zielen van de overledenen werden geheiligd en zij hun reis naar het hiernamaals begonnen. Ik schreef hierover al uitgebreid in het artikel over Zwarte Piet. Onze voorouders vierden dat de heiliging succesvol was verlopen en ook de kwade geesten waren verjaagd. Hierdoor zou het licht terugkeren en de tijd van schaarste spoedig voorbij zijn.

Het was ook de dag waarop de huizen, ontdaan van de kwade geesten, door een priester werden gezegend. Op 6 januari gewijd water schijnt het krachtigst te zijn. Omdat het niet mogelijk was om het grote aantal parochianen allemaal persoonlijk te bezoeken, boden de kerken gezegende borden aan om boven de deur van het huis of de woonkamer te hangen. Op de borden stond het jaartal met de tekst C+M+B, wat staat voor Christus Mansionem Benedicat ofwel Christus Zegent dit Huis. De letters komen echter ook overeen met de eerste letters van de drie wijzen, Caspar, Melchiot en Balthasar, en worden ook in verband gebracht met de drievoudige openbaring van de Heer: de bruiloft in Kana (Cana), de aanbidding door de wijzen (Magi) en de doop (Baptisma) in de Jordaan. In het buitenland wordt de tekst met gezegend krijt boven de deur geschreven.

CMB

De verering van de drie koningen is in Europa begonnen toen Frederik Barbarossa in de twaalfde eeuw hun relieken naar de Dom van Keulen overbracht. De christenen hebben Dertiendagh toen Driekoningen genoemd. Zij herdenken op die dag de Epifanie, de Openbaring van de Heer. De drie wijzen, later koningen genoemd, volgden een opgaande ster en vonden en aanbaden de pasgeboren Jezus. Zij vieren op 6 januari ook dat De Heilige Geest bij zijn doopsel in de Jordaan als een duif op hem neerdaalde, waarna God hem zijn Zoon noemde.

Op Dertienavond, in Engeland Twelfth Night geheten, dus de avond voor Driekoningen, werden familie en vrienden uitgenodigd voor het Koningsspel. Dit was een rollenspel met heel veel eten en nog veel meer drank. De magistraat nodigde de ambtenaren uit in een feestlokaal waar de stad op wijn trakteerde, het spel werd gevierd in kloosters waar de kloosterlingen een dag vrij kregen, en het werd bij de beter gesitueerden gevierd in huiselijke kring waarbij ook het personeel mocht meedoen. Scholen bleven op 5 januari dicht.

Het rollenspel werd gespeeld met een koning en zijn gevolg. De rolverdeling kon plaatsvinden door middel van een bonentaart, door een koningsbrief of door een dobbelspel. Een bonentaart was een ronde taart, sommige folkloristen menen dat de taart de zon moest verbeelden, waarin een boon was meegebakken. In Frankrijk wordt een porseleinen figuurtje in de taart meegebakken, wat tegenwoordig een gewild verzamelaarsobject is geworden. Alle mannen kregen een stukje van de taart. Degene die de boon in zijn stuk taart vond was koning voor één avond: de bonenkoning. Hij werd daarna gehuldigd door hem, inclusief zijn stoel, onder gezang omhoog te tillen, waarna hij werd gekroond. De koning koos vervolgens een koningin door haar de boon aan te bieden. Daarna mocht hij de mannelijke rollen verdelen, waarna in Brabant, Limburg en België de mannen, op volgorde van belangrijkheid van hun rol, elk een vrouw koos die hem terzijde moest staan. In andere delen van Nederland hadden de vrouwen geen actieve rol in het rollenspel of was er slechts een rol voor een koningin en soms een keukenmeid of zottin.

 

koningsbrief

 

Een andere manier om de rollen te verdelen was door middel van een koningsbrief, die door lopers op straat werden verkocht. Een koningsbrief was een trekbrief waarop zestien rollen stonden die gespeeld konden worden. Elke drukker maakte zijn eigen koningsbrief, zodat er meer rollen konden worden gecreëerd door verschillende koningsbrieven te kopen. De benodigde rollen, uiteraard afhankelijk van het aantal deelnemers, werden uitgeknipt, opgevouwen en in een hoed gedaan. Daarna pakte elke deelnemer een rol uit de hoed en spelde die op, zodat iedereen wist welke rol door die persoon werd vertolkt. Voor de koning en koningin verkochten de lopers tevens kronen van verguld bordpapier. Als alle rollen waren verdeeld, gaf de koning opdracht aan de schenker om de glazen te vullen en aan de hofmeester om de hapjes op tafel te zetten.  Vervolgens werd de koning geëerd door hem opnieuw onder gezang omhoog te tillen.

Daarna begon het spel, waarbij de koning opdraaide voor de kosten van de drank en de overige aanwezigen voor de kosten van het eten. Iedereen diende zich de hele avond aan zijn rol te houden. De kok bereidde de hapjes, de speelman maakte muziek, de schenker zorgde dat de glazen gevuld bleven, de proever nam van elk eten de eerste hap, et cetera. Als de koning of koningin een slok nam, riep de raadsman:´De koning(in) drinkt!´, en moesten alle aanwezigen opstaan en ook een slok nemen. Daarna riep men gezamenlijk: ´De Koning(in) heeft gedronken!´.

Als iemand een fout maakte in de vervulling van zijn rol, geen slok nam als de koning of koningin dat deed, of juist een slok nam terwijl de koning of koningin dat niet had gedaan, kreeg die persoon van de nar een roetstreep in het gezicht en moest een pand verbeuren (iets persoonlijks in bewaring geven bij de rentmeester). Aan het einde van de avond moest iedereen om de beurt de kamer verlaten en werd door de overige gasten bepaald wat iemand moest doen om een pand terug te krijgen. Dat was meestal een eenvoudige opdracht (Ga naar buiten en geef vijf voorbijgangers een hand). Vaak was ook van tevoren een bedrag afgesproken dat per verbeurd pand aan de koning moest worden betaald, waardoor degene die het vaakst uit zijn rol was gevallen het meest moest bijdragen aan de kosten van de drank die de koning zou moeten betalen.

 

 

saturnalia

 

Het spel is ontleend aan de Romeinse Saturnalia. Tijdens dit feest ter ere van de God Saturnus werden de machtsverhoudingen voor één dag omgedraaid en de slaven door hun Heer bediend. Een van de slaven werd verkozen tot Rex Bibendi, de drankkoning, en zijn rol was gelijk aan die van de bonenkoning. Toch zijn de Romeinen niet de bedenker van dit omkeerritueel.

Al 2800 jaar voor Christus was in het gebied tussen Tigris en Eufraat (Mesopotamië, tegenwoordig Irak en het noordoosten van Syrië) sprake van een omkeerritueel waarbij een slaaf voor één dag tot koning werd gekroond, al was de aanleiding hier anders. De koning werd beschouwd als een directe afstammeling van de zonnegod. Men geloofde dat de zon na de zomerwende langzaam stierf om na de winterwende herboren te worden. Om dit mogelijk te maken moest ook de koning, als directe afstammeling van de zonnegod, geofferd worden en worden herboren, zoals ook Jezus als de zoon van God het offer van de kruisiging moest brengen om herboren te kunnen worden. Het geloof in de goddelijke afkomst van de koning was kennelijk niet zo groot dat men het aandurfde om de koning daadwerkelijk te offeren. De koning trad af en een slaaf werd tot koning gekroond. Hij kon gedurende één dag genieten van alle voorrechten van het koningschap, inclusief het gebruik van de koninklijke harem. De volgende morgen werd hij echter door priesters meegenomen naar een tempel en geofferd. Daarna werd de echte koning opnieuw gekroond.

Het Koningsspel werd door onze voorouders gespeeld door de volwassenen en oudere kinderen. De jongere kinderen vermaakten zich met andere spelletjes. De kleinsten gingen bijvoorbeeld kaarsjespringen, zoals te zien is op het schilderij bovenaan deze pagina. Hiermee oefenden ze alvast voor het over de vlammen van vreugdevuren springen, dat deel uitmaakte van de vruchtbaarheidsrituelen bij de initiatie van jongvolwassenen tot volwassenen. Bij Driekoningen horen ook vreugdevuren, waarmee bij de Germanen het einde van de Joeltijd werd gevierd. Tijdens het kaarsjespringen zongen de kinderen:

 

Kaarsies, kaarsies, drie aaneen,

Springen wij er overheen,

Al wie daar niet over kan,

Die en weet er nou niemendal van. 

 

sterrezangers

 

Koorknapen en werkmensen gingen, uitgedost als Caspar, Melchior en Balthasar, met een op een stok geplaatste draaiende ster langs de huizen om een lied te zingen en daarmee een aalmoes te verkrijgen. Driekoningen was tevens een liefdadigheidsfeest voor armen en bedienden. In Vlaanderen zong men:

 

Wij zijn de drie Koningen met hun ster,

Wij komen gerezen van heel ver,

Wij gingen en zochten overal,

Over berg en over dal,

En waar de sterre bleef stille staan,

Zijn wij mee drieën naar binnen gegaan.

 

In Nederland zong men:

 

Drie koningen, drie koningen, geef mij ´nen nieuwen hoed,

Want den ouwe die is versleten, ons moeder die mag ´t niet weten,

Ons vader heeft het geld, al op de rooster uitgeteld.

 

De hoed verwees naar de traditie dat lagere bedienden met Driekoningen geld voor een nieuwe hoed ontvingen van het gemeentebestuur. Dat geld is in het lied verbrast door hun vader. Rooster is een ander woord voor de toog van een café. Na hun lied kregen de sterrezangers een geldstuk en werden uitgenodigd om binnen te komen, waar zij zich tegoed mochten doen aan wafels, pannenkoeken en andere lekkernijen.

De koorknapen werden na verloop van tijd verdrongen door gepeupel, dat ook langs de deuren ging om te zingen en hun aandeel in de feestvreugde op te eisen. De tekst van de liedjes veranderde toen ook:

 

Wij zijn drie koningen, wij zoeken geen kind,

Maar een teugsken Lovens, dat ons beter dient,

Kaves of Lovens bier, en daarom komen wij hier!

 

Op maandag na de zondag na Driekoningen -een ingewikkelde manier om te zeggen: op maandag na Driekoningen, maar een week later als Driekoningen op zondag valt- was het opnieuw feest. Dit feest was onder vele regionale namen bekend, waarbij Koppermaandag in Nederland en Verzworen maandag of Verloren maandag in België het meest gangbaar waren. Hoewel men het niet eens is over de oorsprong van het feest, is wel duidelijk dat het vroeger een algemene feestdag was voor het gewone volk die eveneens gepaard ging met heel veel drank.

Na de reformatie probeerden de protestanten de onmatigheid en andere uitwassen te verbieden. Er werden keuren uitgevaardigd tegen de sterrezangers en het Koningsspel. Veel hielp dat niet, want tot in de negentiende eeuw was de viering gemeengoed bij de katholieke meerderheid, zeker op het platteland, waar de protestanten minder invloed hadden. Vanaf 1923 werd de viering van Driekoningen niet langer verplicht gesteld door de katholieke kerk, maar juist daarna heeft de viering weer een opleving doorgemaakt, met name in de zuidelijke provincies.

 

 

©Bert van Zantwijk

Overname van (delen van) dit artikel is uitsluitend toegestaan onder vermelding van de naam van de auteur en/of een link naar dit artikel.