Zo´n 2000 jaar geleden was heel Gallië (zo heette Frankrijk toen) bezet door soldaten van Caesar, de Romeinse veldheer. Héél Gallië? Nee, een kleine nederzetting bleef moedig weerstand bieden aan de overweldigers en maakte het leven van de Romeinen in de omringende legerplaatsen bepaald niet gemakkelijk.

Iedereen herkent deze tekst uiteraard direct als de introductietekst uit de albums van Asterix en Obelix, maar er zijn niet heel veel wijzigingen nodig om de tekst van toepassing te laten zijn op de viering van Sint Piter in Grou. Heel Nederland viert op 5 december het Sinterklaasfeest. Héél Nederland? Nee, want in Grou is Sint Nicolaas niet welkom. Hier viert men op soortgelijke wijze Sint Piter op 21 februari.

 

Sint Piter op it Grien

Sint Piter op it Grien, krijttekening van Ids Wiersma uit 1924 (bron: De Grouster)

 

Grou is een dorp in de gemeente Leeuwarden. Van 1984 tot en met 2014 maakte het deel uit van de gemeente Boarnsterhim, dat in 1989 de Friese namen van de dorpen ging gebruiken als de officiële plaatsnamen. Grouw heette vanaf dat moment Grou. In Leeuwarden worden Nederlandse plaatsnamen gebruikt, maar er wordt een uitzondering gemaakt voor de dorpen uit de voormalige gemeente Boarnsterhim.

Grou, gelegen aan het Pikmeer en het Prinses Margrietkanaal, is van oudsher een dorp dat gericht is op landbouw en visserij. Sint Pieter (Petrus), in het Fries Sint Piter, is de beschermheilige van de vissers. De (nu Hervormde) kerk in Grou is al sinds de twaalfde eeuw gewijd aan Sint Piter.

Er zijn drie feestdagen gewijd aan Sint Pieter: 22 februari, 29 juni en 1 augustus. De viering op 29 juni is het belangrijkste. Op die datum wordt zijn overlijden, en dus zijn heiligverklaring, herdacht. Op 1 augustus is het Sint-Petrus´Banden, het feest van de bevrijding van de apostel Petrus. Dit feest is in 1962 van de kalender geschrapt en wordt nog slechts in een paar kerken gevierd. Op 22 februari wordt het feest van Petrus´Stoel gevierd. Petrus was de leider van de christenen in Rome en wordt daarom door de Rooms-Katholieke Kerk gezien als de eerste paus. De viering op 22 februari wordt ook wel ´Sint Pieter in de Winter´ genoemd, om onderscheid te maken met het feest op 29 juni.

In Friesland was Sint Pietersdag (Piters Dei) een belangrijke dag. Voor de vissers was het niet alleen een feest ter ere van hun beschermheilige, het was tevens de dag waarop de vissers weer gingen uitvaren na de winter. Voor Friese veeboeren was Sint Pietersdag de dag waarop de huur van de weilanden en de watermolens in ging, en dus de start van een nieuw agrarisch jaar. Een pachtboer die zijn huur niet verlengde, diende die dag uiterlijk om twaalf uur te zijn vertrokken. Knechten en meiden keerden op deze dag terug bij de boer of begonnen op deze dag in een nieuwe betrekking. Jonggehuwden namen afscheid van hun jeugd en trokken in hun eigen boerderij.

Over de betekenis van Piters Dei schreef taalkundige Johannes Hilarides (1648 – 1725), rector van de Latijnse school in Bolsward, in zijn Naamsporingen van het Platte Friesk, zijnde de oude Friesche landstaale ´dat onze Friesche voorvaderen geneegen waaren, St. Pieter met een bijzondere driftige erkentenisse zeer vuerichlijk te vieren´. Die vurige viering moet daarbij letterlijk worden genomen, want in vrijwel elk Fries dorp werd op de avond voor Piters Dei een Pietersvuur ontstoken. Dergelijke vuren waren bedoeld om vruchtbaarheid te schenken aan de akkers, het vee en de bewoners.

 

Sint Pietter zijn dej – Op Sint Pietersdag

Dan droegget de wej  – dan droogt de weg (zijn de onverharde wegen weer begaanbaar)

Dan eernet de ej – dan lamt de ooi

Dan wient de schieriel – dan trekt de grijze aal (naar de paaiplaatsen)

Dan bettert it miel – dan wordt het eten beter (is de schaarste voorbij)

Dan keallet de kuw – dan kalft de koe

Dan gruitet de duw – dan koert de duif

Dan droegget de daam – dan droogt de dam

Dan wandret de faam – dan verhuist de meid (naar haar nieuwe betrekking)

Dan kroosket de hin – dan kakelt de kip

Dan grienet de fin – dan wordt het veld groen

Dan wierket de huisman – dan is het de landman

Wol nej sien sin – wel naar zijn zin.

 

Hilarides beschrijft in zijn ´Naamsporingen´ ook het baluitwerpen, een gebruik waarmee de jonggehuwden afscheid namen van hun jeugd en toetraden tot de wereld der volwassenen. Echtparen die in het voorafgaande jaar voor de eerste keer gehuwd waren gooiden ´gelooverde, bestikte en anders met zijde en linten opgepronckte ballen´ in een groep met wachtende kinderen, waarna onder de kinderen een strijd begon om zoveel mogelijk ballen te bemachtigen. Hilarides meldt dat de ballen gemaakt werden door Begijntjes.

Het handgeschreven werk van Hilarides moet in elk geval dateren van voor 1701. In dat jaar werd in Friesland de Gregoriaanse kalender ingevoerd, waardoor het jaar met elf dagen werd ingekort. Om te voorkomen dat de huurders van weilanden of watermolens hier nadeel van zouden ondervinden, werd de huur met elf dagen verlengd tot 5 maart. De huur van de boerderij, het erf en de opstallen zouden worden verplaatst van 1 mei naar 12 mei.

Het baluitwerpen op Sint Pietersdag was anderhalve eeuw later nog steeds gebruikelijk. In een artikel in het Friestalige literaire tijdschrift Iduna van 1854 wordt het gebruik in Dantumadeel uitvoerig beschreven door H.G. van der Veen. Hier gaat het echter om een gebruik voordat de bruiloft heeft plaatsgevonden. Enkele dagen voor Sint Pieter komen de vriendinnen van de aankomende bruid in de herberg bijeen om ballen te maken. Voor de kinderen worden kaatsballen, maar ook aardappels en knollen, versierd met gekleurd papier. Daarnaast worden er twee mooiere ballen gemaakt, die met touw worden vastgemaakt aan een strampel, een Y-vormige tak, bestemd voor de huwbare vrienden en vriendinnen. De ballen voor de kinderen worden weeskeballen genoemd en de ballen die aan een strampel zijn bevestigd looverballen. Het is gebruikelijk dat de jongemannen een avondje komen helpen en op die avond wordt brandewijn met suiker gedronken.

Op Sint Pietersdag komen het aanstaande bruidspaar, de vriendinnen van de bruid en de ongehuwde jongelui uit het dorp om 12 uur bijeen in de herberg. De vriendinnen van de bruid dragen witte schorten. Buiten de herberg staat een grote groep kinderen te wachten. In de herberg wordt gezongen en gedronken. Alle deuren en ramen staan wijd open. Af en toe gooit de bruid een weeskebal door een raam of deur naar buiten. De kinderen proberen de bal te bemachtigen, in de hoop dat het een kaatsbal is. Dan komen de bruid en bruidegom naar buiten. Zij lopen hand-in-hand en dragen in hun andere hand een looverbal. Daarachter lopen, met twee naast elkaar, de vriendinnen van de bruid. Zij dragen de overgebleven weeskeballen bij zich. Daar weer achter loopt de groep huwbare jongens en meisjes. De vriendinnen zingen de Sint Pieterszang en zo loopt de groep naar een grasland net buiten het dorp. Onderweg gooien de vriendinnen af en toe een weeskebal weg, in de hoop dat enkele jongens of meisjes er bij vergissing achteraan rennen. Als de groep voorbij is, zullen de kinderen die op afstand de groep volgen naar de ballen op zoek gaan. Aangekomen bij het grasland splitst de groep jongelingen zich op, jongens bij jongens en meisjes bij meisjes. Dan werpt de bruid haar looverbal over de hoofden in de meisjesgroep. Een van de meisjes vangt hem en gaat er vandoor, want zij dient de bal nog uit de strampel te krijgen. De groep met meisjes achtervolgt haar en probeert de looverbal af te pakken. Ondertussen heeft de bruidegom zijn looverbal ook weggegooid en de groep jongens gaat er achteraan om hem te bemachtigen. Uiteindelijk zegeviert één jongen en één meisje, die de looverbal zonder strampel weet af te leveren bij het bruidspaar. Dan keert de groep zingend terug naar de herberg, waar de herbergier een prijs ter beschikking heeft gesteld voor de winnaars, waarna tot laat wordt gezongen, gedanst en gedronken.

Ook de uit Grou afkomstige dominee en schrijver Joast (Justus) Hiddes Halbertsma (1789 – 1869) noemt het baluitwerpen in zijn in 1872 postuum verschenen Lexicon Frisicum. Zijn beschrijving wijkt echter af van de beschrijvingen van Hilarides en Van der Veen. Hij schrijft: ´Op Sint Peter was ´t volgend spel: Men wierp een menigte ballen uit, waaronder één, die gemerkt en versierd was. Daar liep men naar, en na veel rondschoppen en grabbelen was er één die hem greep. Deze was dan koning, ging de buurt door, waar ieder hem traktatie of enig geschenk gaf. Die niets gaf, werden de ramen ingeslagen´. Het inslaan van de ramen was destijds een standaardstraf voor een ieder die zich niet hield aan de ongeschreven regels van een dorpstraditie. We hebben dit ook al voorbij zien komen in het artikel over de sinterklaasviering op de Waddeneilanden. Het is een correctie door het volk, omdat een dorpstraditie de gemeenschapszin bevordert en belangrijk is voor de identiteit van de inwoners.

Dat de door Joast Halbertsma beschreven viering geen uitzondering was, blijkt uit het feit dat er in Bolsward al in 1733 keuren werden afgekondigd tegen het Sint Pietersballen. Hierin werd ´bij publijke tromslag´ medegedeeld ´dat niemand sich sal hebben te verstouten om op aanstaande sondag den 22e Febr.rij 1733 bij de huizen om te gaen om te Ste Pijttersballen, of eenige andere moedwilligheden langs de straten te bedrijven by poene van een pond groot bij de overtreeders te verbeuren, een ijder sij gewaarschuwt en wagt hem voor schade.´ De Duitse folklorist Wilhelm Mannhardt (1831 – 1880) beschrijft in 1875 echter in het eerste deel van zijn Wald und Feldkulte balspelen in Duitsland, Engeland en Frankrijk, die vergelijkbaar zijn met het baluitwerpen zoals dat beschreven is door Hilarides en waarin steeds jonggehuwden een belangrijke rol speelden. In diverse andere landen wijzen spreekwoorden eveneens op de (vroegere) aanwezigheid van een dergelijk gebruik.

In Gees, een dorp in Drenthe, kende men met Sint Pieter het gebruik van het Sint Pieters Balslaan. De kinderen kregen op 22 februari ´s middags vrij van school en begaven zich, de kleinste voorop, samen met de andere dorpsbewoners in een optocht naar de huizen van de paren die het voorgaande jaar waren getrouwd. Daar aangekomen zongen de kinderen:

Daar komen wij jongens en meisjes aan

Al om Sint Pieter de bal te slaan

Was je niet uit de gilde gegaan

Je hoefde voor Pieter de bal niet te slaan

Maar nu je zijt uit de gilde gegaan

Nu moet je voor Pieter de bal weer slaan

Slaan, slaan, slaan

En ons liedje is gedaan.

De nieuwgehuwden strooiden vervolgens appels, snoepgoed en centen. Daarna sloeg de bruidegom enkele ballen weg met een plankje, waar de kinderen achteraan renden om de ballen te bemachtigen. Daarna bood de bruidegom de slagplank aan aan de mannelijke helft van een der ongehuwde paren uit het dorp. Nam de jongeman de plank aan, dan betekende dit dat het stel binnen een jaar zou trouwen. Nam de jongen de slagplank niet aan, maar trouwde desondanks toch binnen het jaar, dan kreeg hij de bijnaam Harm Doest, ´doestcobbe´ of doezekodde, een bijnaam die hij de rest van zijn leven met zich zou meedragen. Het woord is afkomstig van doezig, dat koppig betekent en is een scheldwoord voor een eigenzinnig koppig kind.

Op basis van wat we tot nu toe voorbij hebben zien komen:

  • De vissers vereren hun beschermheilige en varen weer uit, na de wintermaanden thuis te zijn geweest;
  • De huur van de weilanden en akkers gaat in;
  • Boerenmeiden en boerenknechten beginnen met hun nieuwe betrekking;
  • Nieuwgehuwden (of jongeren die in mei zullen gaan trouwen) nemen afscheid van hun jeugd;
  • Er worden vreugdevuren gestookt om de terugkeer van de zon te vieren en om vruchtbaarheid te geven aan het land, het vee en de bewoners

kunnen we vaststellen dat het Sint Pietersfeest een lente-voorfeest is. De winter wordt afgesloten en de tijd van schaarste is voorbij. Volgens Hilarides was Piters Dei ´voornaamentlijk noch heuchelijk door het eerste oopenen der lente´.

De bekende Grouster arts en schrijver Eeltsje Halbertsma benoemt het Sint Piterfeest in Grou in 1837 in de Friese Volksalmanak: ´Jongeren van gegoede burgers trokken langs de huizen met ratelende kettingen, bonsden op de deuren en strooiden pepernoten.´ Dit zullen zij zonder enige twijfel hebben gedaan op de avond voor Sint Piter na het intreden van het duister. Diverse moderne bronnen melden dat de strooiers zich onherkenbaar maakten door een doek voor het gezicht te dragen.

Zijn oudere broer, de al eerder genoemde Joast Halbertsma, schreef in de Friese Volksalmanak van 1855 dat in zijn jeugd de kinderen op zoek gingen naar stroopbolletjes. Dit zijn een soort Zeeuwse babbelaars, maar dan met stroop erin verwerkt. Op Wikipedia staat echter vermeld dat er in de nacht van 22 op 23 februari ´boltsjes´, ronde broodjes van tarwemeel en stroop, werden verstopt, waar de kinderen de volgende morgen naar op zoek gingen. Ik meen dat de informatie op Wikipedia correct is, met uitzondering van de datum. De boltsjes zullen zonder enige twijfel een dag eerder verstopt zijn, in de nacht van 21 op 22 februari, zodat de kinderen deze op Piters Dei moesten zoeken.

Ook werden er door de bakkers in Grou Sint Piterskoeken, taaimannen en chocoladefiguren gemaakt en verloot. De Sint Piterskoeken werden gegarneerd met spreuken en rijmpjes. De loterijwet van 1905 verbood het de bakkers echter om nog langer loterijen te organiseren. De speciale Sint Piter-baksels bleven gemaakt worden, maar dienden vanaf dat moment gewoon gekocht te worden.

De bekende Friese folklorist Sytze Jan van der Molen (1912 – 1995) geeft in 1980 in zijn boek ´Onze Folklore het jaar rond´ een beschrijving hoe de figuur Sint Piter er rond 1850 uitzag. Hij verwijst hierbij naar de broers Halbertsma als bron. Van der Molens schrijft: ´Hij zag er weinig aantrekkelijk uit: een ketting aan het been, een ruige muts op, een zak op de rug en het gezicht zo in een zijden doek gewikkeld, dat er niets anders te zien was dan de ogen. Hij droeg een oude jas, maar daar waren wel lekkernijen en speelgoed op genaaid en de kinderen verloren al gauw hun vrees als ze in de gaten kregen dat ze al dat moois en lekkers mochten plukken´. In ´De Sint-Pitersboask´ van de gebroeders Halbertsma, waarnaar ook Van der Molen verwijst, worden de aan de jas genaaide lekkernijen beschreven als ´koek, krakelingen uit Hamburg en appels´. Hij vraagt of er stoute kinderen zijn, die meegenomen zullen worden in de zak en strooit met pepernoten wanneer hij vertrekt. De appels en de pepernoten zijn bekende vruchtbaarheidssymbolen. De krakelingen kwamen ook voor op het Oost-Friese eiland Wangerooge in Duitsland. Hier ging Sunnerklaus met zijn knecht Greifan op kerstavond langs de huizen en vroeg aan de kinderen of ze al konden bidden. Ze moesten hem een hand geven en beloven gehoorzaam te zijn. Als ze dat gedaan hadden, kregen ze een krakeling.

In 1903 nam Ryk Jansen, juffrouw aan de Nutsbewaarschool in Grou, het initiatief om Sint Piter, net als Sinterklaas in de rest van Nederland, officieel in het dorp te ontvangen, de scholen te laten bezoeken en vervolgens ook weer uit te zwaaien. Dit was het begin van de huidige Sint Piterviering, die veel lijkt op de viering van Sinterklaas, maar ook een eigen identiteit heeft behouden.

 

Sint Piter te Grou

 

Sint Piter lijkt qua uiterlijk op Sinterklaas. Hij draagt echter een witte mantel. De eerste jaren ging Sint Piter te voet, maar sinds hij een paard heeft, is dat een zwart paard. De versnaperingen wijken ook iets af. De Sint Piterskoeken hebben we in dit artikel al voorbij zien komen, maar er zijn ook de gebruikelijke sinterklaasartikelen. De Grouse pepernoten zijn echter veel groter dan de kruidnoten van Sinterklaas. Ook wordt Sint Piter slechts vergezeld door één knecht, die vroeger de naam Hantsje Pik of Hantsje Plús droeg, maar nu door het leven gaat als Swarte Pyt. Hantsje Plús was, net als Zwarte Piet, een figuur uit het verschijnsel kinderschrik. Hij hield zich op in de korenvelden en trachtte kinderen te vangen die door de korenvelden liepen.

Sint Piter komt, net als Sinterklaas, met een boot uit Spanje. Er zijn twee verhalen bekend die daar een verklaring voor moeten geven. Het eerste verhaal gaat als volgt: ´Eens stierf de vader van de twee broers Sint Nicolaas en Sint Pieter. Nicolaas was de oudste en had dus de eerste rechten en hij nam de leiding bij de werken van barmhartigheid die door beiden verricht moesten worden. Pieter kon de heerschappij van zijn broer maar moeilijk verkroppen en vluchtte uit woede en ergernis naar Grouw, dat destijds over land nauwelijks te bereiken was. Sindsdien laat Sint Nicolaas in december Grouw links liggen en daar kreeg Sint Pieter uiteraard de schuld van. Als vergoeding voor het verdriet liet hij op 22 februari een uitdeling houden en dat is tot op heden zo gebleven´. Het tweede verhaal is veel recenter ontstaan en is het verhaal zoals dat nu nog steeds aan de kinderen wordt verteld. Sint Nicolaas zou tijdens zijn bezoek aan Nederland Grou zijn vergeten te bezoeken. Bij terugkomst in Spanje vertelde hij dit aan zijn broer Piter, die besloot de boot te nemen en alsnog de cadeautjes naar Grou te brengen. Hier kwam hij aan op 21 februari en sindsdien is het een gewoonte geworden dat Sint Piter op deze datum naar Grou komt.

Sint Piter verblijft echter wel korter in Grou dan Sinterklaas in de rest van Nederland. In het begin vonden de aankomst, het bezoek aan de scholen en het vertrek plaats op dezelfde dag. Wel werden er al eerder activiteiten georganiseerd die inkomsten moesten genereren voor de viering. Tegenwoordig komt Sint Piter aan op de zaterdag voor 21 februari, maar een week eerder als het dan schoolvakantie is. Swarte Pyt is al een week eerder in Grou en bezoekt dan diverse activiteiten. Op 21 februari kunnen de kinderen op It Grien de hand schudden van Sint Piter en daarna gaan de kinderen naar de kade en worden Sint Piter en Swarte Pyt uitgezwaaid.

Vroeger bezocht Sint Piter alleen de kleuterklassen en gingen de kinderen uit de zesde klas, tegenwoordig groep acht, naar Leeuwarden voor een voorstelling. Sinds 1951 organiseert men echter elk jaar een eigen voorstelling, het Sint Pitermearke.

 


Voor het schrijven van dit artikel heb ik gebruik gemaakt van de volgende bronnen:

  • Nederlands Centrum voor Volkscultuur, Het kinderfeest in Grou, Sint Piter – 2006
  • KNAW, De Sint-Pitertraditie in Grou in vergelijkend perspectief – John Helsloot, 2005
  • Dorpsarchief Grou, Sint Piterfeest
  • De Friesche Kalenderfeesten, Sint-Pieter – S.J. van der Molen, 1941
  • Onze Folklore, Van andere Sinten en Sintinnen – S.J. van der Molen, 1980
  • Always Catholic, 22 februari, Sint Pieter in de winter
  • Sargasso, Een Friese Sinterklaas – Hans Overduin, 2019
  • Uit Friesland´s Volksleven van vroeger en later, Het feest van Hantje Plus – Waling Gerrits Dykstra, 1892
  • Rimen & Teltsjes, De Sint-Piterboask – Bruorren Halbertsma (de broers Halbertsma), 1854
  • Wikipedia.nl, Sint Piter

 

©Bert van Zantwijk

Overname van (delen van) dit artikel is uitsluitend toegestaan onder vermelding van de naam van de auteur en/of een link naar dit artikel.